Verhaal: Het boeren van toen, als basis van nu

Op bezoek bij de familie Klein Velderman, pachters IJssellandschap

Reis door de tijd

Als je op de Steenenkamer in Deventer komt, en Henkie Klein Velderman sr. je in zijn overal tegemoet loopt met een kruiwagen vol witlofpennen,  is het eenvoudig om er een denkbeeldige sepiafilter over te leggen en je terug in de tijd te wanen. Als dan ook zijn 80-jarige broer met een ouderwets ploegtrekkertje aan komt pokkelen heb je helemaal het gevoel een reis door de tijd te maken. Zoon Henk jr komt op zijn moderne witte gympen erbij staan.  Toen en nu, maar met dezelfde principes. De verhalen beginnen gelijk. Over tuinders en groenteboeren, witlof en sla, kleine schuurtjes en volkstuinen. En vooral over dat het boeren vroeger zo gek nog niet was.

Herinneringen zo zoet als witlof

We nemen je even mee in de geschiedenis van de Steenenkamer en de witlof. Want daarmee is de bij de familie Klein Velderman ingebakken, of ingeplante,  kringloopgedachte,  goed te verklaren.

De Steenenkamer was een echt tuindersgebied. Met een aantal huizen en veel grond dat verdeeld was in kleinere stukjes van 1000 m2. In eigen bezit of verpacht door de gemeente Deventer en de voorloper van IJssellandschap: Verenigde Gestichten. Het was een echt witlofgebied. De pennen werden buitendijks gekweekt, de witlof zelf binnendijks. In smalle witlofschuurtjes stonden kachels die via een ingenieus watersysteem warmte in de koud grond brachten. Witlof kweek je namelijk van eind november tot ca mei. Henkie vertelt:  ‘Iedereen had hier witlof. Soms bracht het 1000 gulden per jaar op, daar kon je van rondkomen. Je hielp elkaar om de witlof schoon te maken, dat was altijd gezellig. In de zomer was er sla en andijvie. In het najaar slabonen’.

Herinneringen buitelen over elkaar heen. Henkie: ’Ze waren niet rijk, hier op de Steenenkamer; een paar koetjes op stal en wellicht een paard. De mest kon bij hoogwater niet buitendijks worden verwerkt en werd dan bij huis ingegraven. Daardoor zat er veel humus in de grond en kreeg je witlof die nooit blauw /bitter was. De zoete Deno (Deventer en Omstreken) witlof van de Steenenkamer was dan ook wereldberoemd. Alhoewel,  Koningin Juliana had op het menu soms wel hamlofjes van de Steenenkamer staan maar de afzet van de witlof was toen lokaal. Precies waar we nu ook meer en meer naar streven’.

Het systeem

De familie Klein Velderman woont al decennialang op de Steenenkamer en zijn al die tijd verbonden met IJssellandschap. Henkie sr en zijn vrouw Alie wonen in hun jaren ’30 woning met daarnaast een ruime schuur en de bungalow van Henk jr, zijn vrouw Susanne en zoon Guus (6). Vader Henkie had een tuinderij op de Steenenkamer met allerlei soorten groenten. Later vooral witlof, bloemkool en sla. Zoon Henk is ook pachter van IJssellandschap en heeft nu 35 ha akkerbouw ‘onder de ploeg’ op Stadsland waar hij voornamelijk mais, suikerbieten, graan en een gedeelte aardappels verbouwt. Stadsland is het gebied tegenover Deventer aan de andere kant van de IJssel waar vroeger de stadsboeren van Deventer hun vee konden weiden. (zie: https://bit.ly/3EwPIiO )

Henk jr.: ‘we zitten in een systeem, en alles herhaalt zich. Vroeger ging je ’s ochtends met de handkar met verse producten naar de markt. Toen er meer kwekers kwamen werd er een veiling opgericht. Eerst in Deventer, op de Worp in de laan,  en later in Twello. Daarna kwamen de groenteboeren,  alleen in de Nieuwstraat zaten er al een stuk of 5. De veilingen werden groter en gingen fuseren én er kwamen supermarkten.

De markt stortte in, witlof was met de komst van koelhuizen geen seizoensgroente meer dus niet meer bijzonder. Supermarkten gingen over op contractteelt en bleven van de veiling weg. Alles moest in grotere aantallen en snel worden geproduceerd om nog wat op te leveren. In de polder was ruimte , de hele witlofproductie ging daar naar toe.  Onkruid wieden op die schaal was niet mogelijk, er werd veel gespoten.  Er kwamen grote koeltransporten, richting koelcellen om van daaruit weer verder te distribueren. Dat komt de versheid allemaal niet ten goede.  

En nu willen we graag weer terug, weten waar ons eten vandaan komt. Van het land zo op het bord en gezellig op zaterdag naar de markt of met de kinderen naar de boer. Dat is mooi, maar aan extensief hangt vaak een prijskaartje,  dat moeten de mensen wel willen en de boeren wel kunnen. We zitten vast in een systeem, de omslag gaat heel langzaam’.   

Henkie: ‘Ik denk dat het plafond voor groot, groter, grootst wel bereikt is en dat mondjesmaat wordt toegegeven dat het zo niet langer meer kan.

Kringlooplandbouw

Henk: ‘naast mijn akkerbouwbedrijf heb ik een vaste baan. Ik kan er namelijk niet van leven. Ik moet goed plannen want heb rekening te houden met mijn werk, het weer én mijn gezin. Dat kan ook want we hebben een beperkte bedrijfsvoering. Extensief. Wat ik doe valt niet onder ‘biologisch’. Wij doen wat voor ons goed voelt, met boerenverstand en zo veel mogelijk in een gesloten kringloop en respect voor de natuur.  Er is alleen niemand die er een euro meer voor geeft want het systeem is biologisch of niet.

Maar ik vind het leuk om te pionieren. Om mijn producten meerwaarde te geven en te weten waar het naar toe gaat. Graan gaat als veevoer naar een lokaal bedrijf en een gedeelte gaat als haver en stro naar een paardenhouder in de buurt. De mest van die paarden gaat weer bij ons op het land. Vaste mest is de rode draad in ons verhaal. We begonnen daar zo’n 10 – 15 jaar geleden mee en zijn trots op onze bodem’. Henk laat een foto zien met daarop laarzen en heel veel modder en vraagt wat opvalt. ‘Zie je al die gaatjes? Dat komt door de wormen. Heel belangrijk, wormen moet je koesteren. Ze zorgen dat de bodem ondanks de kleigrond, gedraineerd blijft. Dan kan je er meer mee. Ja, ik ben een machineman, maar als ik kan werken met een 25pk tractor dan neem ik niet die zware van 100 pk want ook dat is een aanslag op de bodem. Ik ben zo groot gebracht, we moesten met de vingers een slaplantje in de grond zetten, dus die bodem moet luchtig zijn’. 

Met je handen in de IJsselklei

Tenzij er op korte termijn een omslag in de cultuur komt moet Henk er naast blijven werken. Hij vindt dat zaken anders kunnen maar is verre van somber en houdt van het werk.  Henk: ‘ik wil met mijn handen in de IJsselklei zitten. Dat zit er in. Je bent er druk mee, maar je blijft ook bij en ik leer ook graag bij. Het geeft voldoening; je stopt wat in de grond, en regelmatig lukt het. Soms niet. Je bent zelf verantwoordelijk. Kringlooplandbouw is bij ons zo normaal. Het is gewoon goed, zo ging het vroeger. Van spuiten met glyfosaat wordt de bodem niet beter, en is bovendien duur. We halen ons product eraf en strooien dan vaste mest. Dat moet je wel inwerken in de bodem. Ik vind het mooi om te denken in oplossingen. We hebben op die inwerker zelf een zaaimachientje gebouwd en zaaien dan gelijk een groenbemester in. Mosterdzaad bijvoorbeeld. Dat moet je dan ook weer onderploegen, dus je hebt extra werk en diesel is duur. Maar alles gaat om de balans en om de bodemvruchtbaarheid. Ik kan groter worden, maar levert mij dat ook meer op per saldo? Of heb ik dan meer kosten, moet ik gebruik maken van allerlei middelen en kan het dan niet meer zoals ik het zelf graag wil? Dan word ik onderdeel van het systeem’.  

“Goed is als je kunt blijven doen wat bij je past”

Balans

Henkie benadrukt; ‘ja, het gaat om die balans. Als je hoge kosten hebt word je ook bijna gedwongen om andere besluiten te nemen, die wellicht niet zo dicht bij je oorspronkelijk principes liggen. Dat die kostendruk lager ligt. Net als in de melkveehouderij; je kunt wel van 8000 naar 10000 liter willen, maar wat kosten die extra liters? Voor jezelf, voor de bodem, voor de omgeving.  Daar zouden we met elkaar wat aan moeten doen en ons realiseren;  Groter of meer, is niet altijd beter’.

Toekomst

Henk: ‘Natuurlijk wil ik als het gaat om de bedrijfsvoering de kansen benutten die voorbij komen. Daar kan uitbreiding ook bij horen, maar alleen als de balans goed blijft. Daarnaast vind ik het mooi om te kijken waar er producten in de buurt kunnen worden afgezet. Ik heb al lange tijd contact met Hof van Twello, en nu het overgegaan is met de jongens van Buitenpost (Twello). We helpen elkaar ook en ik deel graag mijn kennis. Het is mooi als de aardappels van het veld daar gebruikt worden voor de friet in het Buitenpost restaurant, of mijn wintergerst voor het Davo bier. Zo hoort het toch? En laten we hopen dat Deventer de plannen voor uitbreiding van de stad Deventer op Stadsland, de zogeheten ‘dubbelstad’, zoals dat in de jaren ’60 bedacht is niet opnieuw uit de koelkast trekt. Niet alle ideeën van vroeg waren goed. Maar vooral wil ik dicht bij mijzelf blijven, bij hoe ik ben opgegroeid, want je moet doen wat bij jou en je omgeving past. Dan is het goed.  En wat ik vooral ontdekt heb is dat het belangrijk is dat je de omgeving uitlegt wat je doet, dan krijg je begrip en dat zorgt ook weer voor acceptatie’.

Bij het afscheid worden er nog 2 flessen Weizenbier mee gegeven. Zelf gebrouwen uiteraard! Proost, op een toekomst waarbij kringlooplandbouw en boeren voor een zo lokaal mogelijk markt normaal en winstgevend zijn.

Nieuwsbrief