“Met mijn opa fietste ik als kleine jongen elke woensdagmiddag een rondje vanuit Diepenveen. Eerst richting de Haere in Olst via Landgoed Rande en mevrouw Vis ‘op ’t kasteel’, terug langs de grote stier bij Marinus de Winter aan de Schapenzandweg. Prachtig vond ik dat. Mijn opa kon als voormalig tuinman voor Baron Stratenus (Nieuw Rande) veel over de omgeving vertellen. Toen wist ik al dat ik niets liever wilde dan later buiten werken”. Aan het woord is Tino van Beek (45), medewerker IJssellandschap. In juli 25 jaar in dienst!
Tino vervolgt: “Mijn schooladvies wees me richting de reguliere mavo/havo en thuis vonden ze dat ook wel beter. Zo’n 12 jarige die elke dag op en neer moet naar de bosbouwschool in Apeldoorn, liever niet. Maar het was na een tijdje duidelijk, toch echt geboren voor de bosbouwschool. Eenmaal daar, was ik als een vis in het water. Ik liep vanaf toen tijdens mijn opleiding, vaak stage bij IJssellandschap. Bij Gerrit Klijn Velderman. Hij werkt ook nog bij IJssellandschap.
Tijd staat niet stil
En nu ruim 30 jaar later, is Tino 25 jaar in dienst. De tijd staat niet stil. Er is veel veranderd. Tino: ‘Het grote verschil zit in 2 zaken. In mijn beginjaren ging het vooral om boswerk. Natuurbeheer bestond eigenlijk nog niet. Dat was meer iets voor Natuurmonumenten. We moesten hout produceren. Echt ‘waldbau’. Op grotere schaal maar ook op kleine want we verkochten ook zelf openhaardhout en kerstbomen.
Het tweede grote verschil was dat de stichting zelf ook als ‘boer’ opereerde. Het was in de tijd van directeur Bruil en rentmeester Ten Kate. Collega Jan Slot schaarde per jaar wel zo’n 200 pinken in. Daar waar nu de 5-hoek is. De pachters brachten ze in april om ze in november weer uit het land te halen. Wij zorgden dan in de tussentijd voor ze. Controleren, afrasteren. Daarnaast hadden we een landbouwtak. Met 60 ha aardappelen en bieten, zelfs nog brouwersgerst. Dan was je in het seizoen met de loonwerker en de collega’s net zolang bezig tot het werk ’s avonds gedaan was. En daarna een biertje. De werkplaats zat toen nog aan de Wetermansweg. We waren allemaal een stuk jonger, vrijgezel of zonder kinderen. Op vrijdagmiddag na het werk bleven we vaak hangen, gehaktballen halen bij ‘Sjaakie’. Dat had wel wat. Dat doen we nu niet meer.

Specialiseren
Tino: “Nu is het werk anders, ook mooi. Met de komst van Jaap (Starkenburg) als directeur en onder invloed van de tijdsgeest veranderde de inhoud. De hectares land die we zelf bebouwden en lieten begrazen gingen naar onze pachters, de vraag naar grond was ook toen al groot. Bosbouw ging over naar de combinatie bos- en natuurbeheer. De koninkpaarden en galloway-runderen langs de IJssel maakten plaats voor Ruimte voor de Rivier. En er kwamen natuurgebieden bij zoals de Moespotleide, Gooiermars, het beheer van de Dortherbeek, en meer recent Epse Noord waar ik o.a. samen met de bijenvereniging een bijenweide heb gerealiseerd”.
In de jaren is het werk opgedeeld in specialisaties. In park-, natuur- of bosbeheer. Tino is de natuurkant opgegaan. Tino: “ik heb de gidsencursus IVN gedaan en nog niet zo lang geleden de opleiding Bos- en natuurbeheer in Velp afgerond. Natuurlijk leer je het meest in de praktijk. Van het doen, van de mensen om je heen die adviseren in de gebieden. Zoals Hans Grotenhuis, helaas nu overleden maar lange tijd dé wandelende encyclopedie in natuurgebied De Slenk (Lettele)”.

Blessen
Maar bosbouw trekt ook. Tino: ‘Een groot deel van mijn (seizoens)werk zit in het blessen: het merken van de bomen die gekapt mogen worden (oranje ring) of juist moeten blijven omdat er bijvoorbeeld een vleermuisnest zit (blauwe stippen). Zo weet de hout-aannemer wat om mag en wat niet. Dit doe ik afhankelijk van het doel. Is het een parkbos? Dan hou je zoveel mogelijk diversiteit. Is het een productiebos? Dan juist kijk je naar zo recht mogelijke stammen. Ik denk graag mee, heb een mening. Ik ben nogal zwart/wit, dat past me goed in het werk. Ik hou me aan de opdracht en het doel. Ach ja, soms laat je een mooie boom langs het pad staan die welllicht ook weg had gemoeten. Naast het blessen en het natuurwerk begeleid ik de zaterdagvrijwilligers, overleg ik met vrijwilligersgroepen als de Groene Knoop en andere (natuur)clubs. Mijn jongensdroom is waarheid geworden. Dat is niet voor iedereen weggelegd. Ja, ik zie mij ook de komende jaren nog wel bij de stichting werken”.
Moespotleide
Een van Tino’s favoriete gebieden is de Moespotleide, op landgoed de Kranenkamp in Diepenveen (‘Kolkbos’). De Moespotleide is vanaf 2009 officieel omgevormd naar natuur en valt vanaf het begin onder Tino’s verantwoordelijkheid. Tino: Samen met Gerben (Visser, landschapsbeheerder IJssellandschap) bepalen we de lijn. Soms vragen we extern advies. Het gaat hier om keuzes maken: verder verschralen of botanisch graslandbeheer, met meer grasopbrengst. Maar je móet er mee aan de slag, want anders wordt het gewoon weer bos. Bepaalde boompjes of struiken laat ik staan. De rest maai ik. Niet alleen om de jonge boompjes te verwijderen maar in het geval van de Moespotleide, om de witbolfase te verkorten. De gestreepte witbol, een grassoort, vertraagt de verschraling. Terwijl we hier juist verder willen verschralen om bepaalde soorten meer kans te geven. En er zijn al veel bijzondere soorten te vinden. Vanuit heel het land komen ze hier kijken. Daar ben ik wel trots op, ja.
Een groentje met 25 jaar
IJssellandschap is een particuliere stichting met een lange historie (752 jaar!) en prachtige gebieden. Het werk kent daarbij relatief veel zelfstandigheid. Natuurlijk speelt er net als in elke organisatie wel eens wat, maar het werkt is mooi en je voelt je verbonden met ‘jouw’ gebied. Zeker in de werkplaats, is Tino met z’n 25 jaar een ‘groentje’, bewijzen de parkeerbordjes aan de Raalterweg?


